Suikerziekte bij de kat

Tight Regulation voor diabetes katten

Tight Regulation is een methode om diabetes in katten te behandelen die enigszins afwijkt van wat nu gebruikelijk is in Nederland. Deze methode claimt ongeveer 80% van de suikerziektekatten weer van de insuline af te krijgen.

De methode is bedacht door dierenarts Elizabeth Hodgkins. Zij schreef het boek “Your Cat” waarin ze onder andere deze methode beschrijft. Er is een internetforum voor eigenaren van katten die ze op deze manier behandelen en die andere eigenaren ondersteunen. Er is daar veel kennis en ervaring met deze methode.

www.yourdiabeticcat.com

Als je Engels enigszins te doen is raad ik je aan daar te kijken en mee te doen.

Stap 1 van de methode is de voeding.

Katten horen geen koolhydraten te eten. Het probleem van suikerziekte wordt veroorzaakt door de voeding. Alle brokvoeding bevat koolhydraten en deze mag dus absoluut niet meer worden gegeven. Ook niet de diabetesvoeding van de dierenarts!!!! Het beste is de kat over te zetten op versvleesvoeding. Dat kan complete diepvriesvoeding zonder rijst zijn, maar je kunt ook zelf gaan samenstellen. Zie hiervoor de folder Zelf eten maken voor kat en hond of mijn boek “Voer voor Carnivoren”.

Katten die geen rauw vlees lusten moeten op blikvoer zonder koolhydraten gezet worden. Dat is even zoeken. Carny, Vom Feinsten, Schesisr, Almo. Snoezepoes zijn voorbeelden van merken zonder koolhydraten. (wel even controleren op de verpakking!)

Ze mogen dus ook geen tussendoortjes of koekjes met koolhydraten hebben! Helemaal niets. Ze mogen wel tussendoortjes zonder koolhydraten als stukjes vlees of vis.

Deze stap alleen al kan de suikerziekte doen overgaan. Dus als de suikerspiegel niet te hoog is kun je eerst even afwachten wat deze voerverandering alleen doet.

Stap 2 is de juiste insuline.

In Nederland wordt vrijwel uitlsuitend gebruik gemaakt van Caninsulin. Dat is een insuline die voor honden is ontworpen. In katten geeft het een vrij snelle en hefiige daling van de suikerspiegel maar deze daling duurt niet zo lang. De suikerspiegel in het bloed stijgt dus ook weer vrij snel. De snelle daling geeft het gevaar op hypoglycemie (te laag suikergehalte) en de snelle stijging zorgt ervoor dat de suikerspiegel sterk schommelt en de kat zich niet echt fit voelt. Om de hypoglycemie te voorkomen mag de suikerspiegel niet te laag worden en wordt een onderwaarde van ongeveer 10 aangehouden. Hierdoor blijft de suikerspiegel hoog en leert het lichaam niet om weer met normale suikerspiegels om te gaan.

Sinds een poosje is er Prozinc op de Nederlands markt. Dat is vergelijkbaar met de PZI die Elizabeth Hodgkin gebruikt.

Het is namelijk zo dat door de koolhydraten in de voeding de kat gewend raakt aan een hogere suikerspiegel. Als deze een poosje hoog is geweest gaat de lever zich instellen op deze hoge suikerspiegel en deze zo hoog houden. Dus op het moment dat dmv de voeding er minder suiker aangeboden wordt gaat de lever glucose aanmaken en blijft de suikerspiegel hoog.

De alvleesklier kan de productie van insuline niet bijhouden en daardoor escaleert het geheel.

Door ervoor te zorgen dat de suikerspiegel laag wordt en blijft (tussen de 3 en 5 mmol/l) “leert” de lever weer wat normaal is en kan de alvleesklier tot rust komen en de draad weer oppakken. Dit heeft even tijd nodig en de lengte van deze tijd is afhankelijk van hoe lang de te hoge suikerspiegel aanwezig is geweest. Soms is de suikerspiegel zo lang hoog geweest dat de alvleesklier helemaal niets meer doet en dan moet de kat levenslang op de insuline blijven. Echter, met de Tight Regultion methode zal de kat zich veel fitter voelen dan met een methode die de suikerspiegel hoog houdt.

De insuline die gebruikt wordt voor deze methode is Prozinc insuline. Deze werkt geleidelijker en langer.

Bij deze insuline horen andere spuiten dan die van de Caninsulin. De Caninsuln gaat in spuitjes van 40 IU per ml en de Prozinc in spuitjes van 100 IU per ml en dan zijn de spuitjes van 0,3 ml het handigste, anders is een eenheid niet goed af te meten.

Stap 3 is de Tight Regulation.

Hiervoor is het nodig dat je zelf leert om de glucose te bepalen. Daar heb je een glucometer voor nodig, die is verkrijgbaar bij de apotheek. Het is precies dezelfde die we ook voor mensen gebruiken.

Het bloed wordt geprikt in de oorrand van de kat. Dat is een tamelijk ongevoelige plek en het is niet moeilijk. Vaak moeten mensen er aan wennen maar als je er rustig voor gaat zitten, de kat extra aandacht geeft en eventueel wat lekkers, dan wennen kat en eigenaar er altijd aan.

Dit is een filmpje dat laat zien hoe het moet.

filmpje

Maar handiger is om het samen met je dierenarts te oefenen.

Iedereen kan dat ook al denk je in het begin van niet.

Het idee achter Tight Regulation is dat je zelf gaat doen wat de alvleesklier in een gezonde kat doet. Dus je probeert zo strikt mogelijk de insuline te geven zodra de suikerspiegel te hoog wordt. Hierdoor blijft de suikerspiegel zoveel mogelijk binnen de normaalwaarden en geef je de alvleesklier de kans om het weer zelf op te pakken en voelt en gedraagt de kat zich weer als vanouds.

Je meet in principe elke 6 uur de glucosewaarde. En zodra deze te hoog is geef je insuline volgens het bijgevoegde schema. Geen insuline geven binnen 6 uur nadat je eerder insuline hebt gegeven. Dan kan het namelijk nog verder dalen.

´s Nachts mag je gewoon slapen en ook als je overdag werkt mag er best wat meer tussen zitten dan die 6 uur. Het is wel zo dat hoe beter je je er aan houdt, des te sneller is je kat weer van de insuline af.

In het begin kan het lijken alsof er niets gebeurt. Dan blijft de suikerspiegel hoog elke keer als je meet. Dat komt doordat de lever de suikerspiegel zo hoog houdt omdat deze ontregeld is. Als de suikerspiegel geregeld laag wordt, trekt dat weer bij en dan merk je dat je niet elke keer insuline hoeft te geven en dan worden tussenpozen tussen de insulinegiften steeds groter. Totdat die heel lang worden.

Het blijft wel zaak om ook na het stoppen van de insuline absoluut koolhydraatvrije voeding te blijven geven, voor de rest van het leven van je kat. En toch nog geregeld, in het begin dagelijks, de suikerspiegel te controleren.

Op het moment dat je kat ergens een ontsteking heeft kan de suikerziekte weer terugkomen en het is ook zo dat katten met chronische ontstekingen vaak niet van de insuline af komen.

Omdat de voeding geen koolhydraten bevat hoef je niet perse na het eten te spuiten. De glucose in het bloed komt niet uit de voeding maar van de lever die het aanmaakt. Dus je kunt de kat gewoon op normale tijden eten geven. En spuiten wanneer het nodig is.

Ga niet zelf prutsen maar laat je goed begeleiden door iemand met ervaring met deze methode.

Schema:

8,3 – 9,4 mmol/l

0,5 IU

9,5 – 10,2 mmol/l

1,0 IU

10,3 – 11,1 mmol/l

1,5 IU

11,2 – 12,2 mmol/l

2,0 IU

12,3 – 13,8 mmol/l

2,5 IU

13,9 – 16,1 mmol/l

3,0 IU

16,2 – 19,4 mmol/l

3,5 IU

19,5 – 22,7 mmol/l

4,0 IU

22,8 – 25,0 mmol/l

4,5 IU

25,1 – 27,8 mmol/l

5,0 IU

Dit schema is een beginpunt. Later kunnen er naar behoefte aanpassingen aan gedaan worden aan de hand van de resultaten.

Schrijf daarom elke meting op samen met de tijd en de hoeveelheid insuline die je gegeven hebt.

Praktijk Overzicht